Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo zeide David tot al zijn knechten, die met hem te Jeruzalem waren: Maakt u op, en laat ons vlieden, want er zou voor ons geen [20]ontkomen zijn voor Absaloms aangezicht; haast u, om weg te gaan, opdat hij niet misschien haaste, en ons achterhale, en een kwaad over ons [21]drijve, en deze [22]stad sla [23]met de scherpte des zwaards. 20. Indien wij lang hier vertoefden, hij zou ons overvallen, wij zouden zijn hand niet kunnen ontkomen. 21. Hebreeuws, aandrijve. 22. Dat is, de inwoners van Jeruzalem. 23. Hebreeuws, aan den mond des zwaards.